De grond was oneffen waardoor het gele laken niet plat lag. Mila trok het laken van de grond. Stampvoetend maakte ze de grond platter. Als Nousha er eindelijk was, moest ze hier wel goed kunnen zitten. Mila legde het laken weer op de grond en plaatste het bakje met verse aardbeien precies in het midden. Nousha zou vast blij zijn met de aardbeien. Ze had een keer tijdens de groepsles gezegd dat aardbeien haar lievelingsfruit waren.
Mila had de aardbeien vanochtend vroeg op de markt gekocht. Ze had de marktkoopman recht in zijn ogen aangekeken. Ze had haar vraag langzaam, woord voor woord, gesteld. ‘Graag..uw..meest..verse..en..zoete..bakje..aardbeien, alst..u..blieft.’ De man had haar weifelend aangekeken. Ze herinnerde zich net op tijd om haar gezicht in een lach te plooien. De lach die ze zo vaak voor de spiegel had moeten oefenen dat ze precies wist hoe ze eruit zag. Ze trok de spieren tussen haar ogen en mond helemaal samen waardoor haar mond op een halve maan leek. De marktkoopman had een wenkbrauw opgetrokken. Een tel later wees hij een bakje aardbeien aan. Mila tilde het bakje langzaam op, bang om met een verkeerde beweging het kwetsbare fruit te kneuzen of het fruit op de grond te laten vallen.
Daar was Nousha!
‘Mila!’ Nousha stapte gehaast van haar fiets. Ze greep Mila bij haar bovenarmen vast. ‘Je hebt ons laten schrikken. Overal hebben we gezocht. Ik ben door twee andere parken gefietst. Toen herinnerde ik mij dat je in de buurt van dit park hebt gewoond en kwam ik hier zoeken.’ Nousha hijgde nog een beetje, haar stem klonk strenger dan normaal. ‘Mila, je kunt niet zomaar uit huis gaan en alleen een berichtje sturen dat ik je moet ontmoeten achter de grote boom.’
Mila wrong zich los en staarde naar de grond.
‘Mila, kijk me aan. Ik ben niet boos. Ik was ongerust. Gelukkig heb ik je gevonden. Wat doe je hier?’
Nousha’s blik viel op het gele laken. ‘Is dit jouw beddenlaken? Zijn die aardbeien van jou?’
Nog steeds staarde Mila geconcentreerd naar de grassprieten rond haar voeten. Het grasveld leek van een afstand veel groener. Als je van dichtbij lang genoeg keek, waren het maar een paar sprietjes gras met daartussen veel modder. Mila dacht wel vaker dat dingen, als je beter keek, eigenlijk lelijk waren.
Mila mompelde haast onhoorbaar: ‘Je houdt ervan om aardbeien te eten in het park.’
‘Mila… Kom naast me zitten. We eten de aardbeien en daarna gaan we samen naar het huis. Ja?!’
Mila knikte en plofte naast Nousha neer. Ze leunden met hun ruggen tegen de oude boom. De scherpe randen van de boombast sneden pijnlijk in Mila’s rug. Toch bewoog ze niet. Haar rechterbovenarm raakte lichtjes Nousha’s bovenarm. Nousha prikte om beurten met het vorkje een aardbei voor zichzelf en één voor Mila. Mila kauwde elke aardbei zeker dertig keer voordat ze het doorslikte. Vanuit haar ooghoeken keek ze naar Nousha’s gezicht waar steeds een lach verscheen na elke doorgeslikte aardbei. Zo nu en dan rook ze de bloemige geur van Nousha’s shampoo die zich vermengde met de geuren van mos en rottend kroos uit het nabijgelegen vijvertje. De grond was vochtig en voelde koud aan tegen Mila’s billen. Ze moest plassen. Toch bewoog ze niet, hier achter de grote boom.
Join our WhatsApp Community for updates on new posts!
Photo by Ries Bosch on Unsplash